vrijdag 1 november 2013

Hoe vaisnava's zich dienen te gedragen


Wie is een vaisnava?

De padma purana(4.1.31-32) geeft hiervan de volgende omschrijving:

veda-sastramurakta ye tulasi-vana-palakah

radhastami-vrata-rata vijneyas te ca vaisnavah

sri-krsna-purato ye ca dipam yacchanti sraddhaya

para-nindam na kurvanti vijneyas te ca vaisnavah


Zij die gehecht zijn aan het bestuderen van de Vedische literatuur, die de Tulasi bossen beschermen, die met groot plezier de eed op Radhastami bewaken, die een ghee lampje offeren aan Heer Krishna met groot vertrouwen en anderen niet bekritiseren, worden vaisnava's genoemd.

Srila Prabhupada heeft in de betekenisverklaring van Cc. Adi 5.232 gezegd dat alle inwoners van Vrindavana vaisnava's zijn. "Ze zijn alle zo gelukkig omdat zij altijd de heilige namen van Krishna chanten." Ook de toegewijden van ISKCON zijn vaisnava's want ook zij chanten hoe dan ook de heilige namen. "Hoewel sommigen nog niet volledig de regels volgen, zijn zij toch Krishna-toegewijden omdat ze de heilige namen direct of indirect chanten."

De 26 kwaliteiten van een vaisnava.

1. Krpalu-toegewijden zijn altijd genadevol, zeer vriendelijk.

In het algemeen zijn zuivere toegewijden altijd zeer vriendelijk tegen alle levende wezens. Deze vriendelijkheid komt voort uit compassie voor alle gevallen zielen. Zij verspreiden Bhagavata kennis over de gehele wereld. Een vriendelijke toegewijde wordt dina-natha genoemd, de beschermer van de arme levende wezens. Niet in staat zijnde het lijden van anderen te verdragen omdat een toegewijde de wereld ondergedompeld ziet in onwetendheid en leidt onder de zweepslagen van Maya. Daarom is een toegewijde bezig met het verspreiden van Krsihna-bewustzijn en wordt dan ook krpalu, oftewel genadevol genoemd.

2. Akrta-droha-toegewijden zijn nooit vijandig, ze zijn nederig en maken nooit ruzie met anderen.

Toegewijden doen anderen nooit pijn. Zelfs als iemand overtredingen jegens een toegewijde maakt, zal de toegewijde geen represailles uitvoeren. Hij zal zich nooit bemoeien met de zaken van welk levend wezen dan ook. De karmi's die zich overgegeven hebben aan materieel zingenot zijn moordenaars van hun eigen zijn omdat zij volledig geabsorbeerd zijn in materieel bewustzijn en daardoor de kans verliezen om de absolute waarheid van hun eigen zijn te ervaren. Alle levende wezens die onder het bewind zijn van materiele regels en verplichtingen, worden hierdoor dus onnodig lastig gevallen. Een zuivere toegewijde voelt veel medeleven en heeft veel aandacht voor deze levende wezens. Een toegewijde gebruikt nooit zijn geest, lichaam en woorden om acties te ondernemen die het welzijn van de levenede wezens kan beschadigen.

3. Satya-sara-toegewijden zijn altijd volledig eerlijk, de toegewijde accepteert Krishna-bewustzijn als het hoogste goed.

Iemand die leeft met de waarheid en wiens kracht en vastberadenheid voorkomt uit de waarheid. Een toegewijde herinnert zich altijd dat hij een eeuwige dienaar van de Allerhoogste Persoonlijkheid God is. Door activiteiten te vermijden die niets te maken hebben met toegewijde dienst, blijft een toegewijde altijd gericht op de waarheid, verdoet geen onnodige tijd en wordt daardoor dapper, krachtig en standvastig.

4. Sama-toegewijden zijn altijd gelijkmoedig jegens alle levende wezens.

Wiens bewustzijn gelijkmoedig is in zowel goede als slechte tijden, is een toegewijde die altijd standvastig en gelijkmoedig is wanneer hij te maken krijgt met materieel goede en slechte tijden,beroemd of berucht is. Zijn rijkdom is zijn Krishna-bewustzijn en hij begrijpt dat zijn ware eigenbelang buiten het bereik van de materiele natuur ligt.

"Wie zich niets aantrekt van vreugde of verdriet, wie klachten noch begeerten koestert en wie zich noch met gungstige, noch met ongunstige zaken inlaat, is Mij zeer dierbaar."(B.G.12.17)

5. Nidosa-toegewijden zijn altijd vrij van fouten en vrij van iedere besmetting.

Toegewijden dienen te werken aan een ideaal karakter waardoor mensen onder de indruk zullen zijn van zo'n zuiverheid. Een zuivere toegewijde is zonder fouten.Door constant te denken aan de Heer, kan een toegewijde ervoor zorgen dat hij vrij is van infectieuze besmettingen. Dit is een antisceptische methode. Een toegewijde is van nature foutloos. Incidentele zondes begaan door een toegewijde worden in alle eerlijkheid betreurd en door de genade van de Heer verbrand in het vuur van berouw van desbetreffende toegewijde.

6. Vadanya-toegewijden zijn altijd grootmoedig.

Vadanya betekent iemand die erg liefdadig is en die zoveel liefdadigheid geeft als dat je wilt. Maha-vadanya, een zeer vrijgevige of grootmoedige incarnatie. Maha- vadanyavatara. Namo maha-vadanyaya krsna-prema. Hij geeft Krsna-prema, oftewel liefde voor Krsna. Men kan Krsna niet begrijpen, dit is zeer ingewikkeld.

7. Mrdu- toegewijden zijn altijd mild, zachtaardig.

Toegewijden hebben geen harde mentaliteit. Materialistische personen zullen mensen altijd zien als hun vrienden of vijanden en dat rechtvaardigt dan dus soms hun wreedheid of kleinzielige gedrag om de tegenstanders te onderwerpen. Wanneer een toegewijde zijn beschutting heeft gezocht bij de lotusvoeten van de Heer, ziet hij niemand als zijn vijand en wordt hij nooit verstoord door de neiging om van het lijden van anderen te genieten. Hij is dan ook mrdu, zacht en subliem.

8. Suci- toegewijden zijn altijd schoon zowel van binnen als van buiten.

Toegewijden vertonen altijd goed gedrag, raken nooit iets aan dat onzuiver of niet netjes is en door simpelweg aan zo'n zuivere toegewijde te denken, wordt iemand bevrijd van zonde. Een toegewijde wordt ruci, puur, genoemd vanwege zijn perfecte gedrag.

9. Akincana- toegewijden leven altijd zonder materiele bezittingen, zij werken niet aan bezittingen in deze materiele wereld.

De eerste eigenschap van een toegewijde is materiele onthechting. Iemand die niets anders bezit dan Krishna is akincana. Akincana betekent: iemand die al zijn materiele bezitting verloren is. Zo lang iemand een nog zo klein verlangen heeft naar materieel geluk, zal een materieel lichaam moeten aanvaarden. De natuur, onder leiding van de Heer, is zo vriendelijk dat zij ons een lichaam schenkt om de materiele natuur te genieten zoals wij die wensen. Omdat de Heer in ieders hart aanwezig is, weet Hij alles. Krishna wil dat wij de volledige ervaring van het materieel leven doorlopen om te kunnen ervaren dat materiele vooruitgang ons niet gelukkig maakt.

10. Sarva-upakaraka- toegewijden werken altijd voor het welzijn van anderen.

Geen aandacht schenken aan de eigen egoistische verlangens en te werken voor het welzijn van anderen, wordt paropakara genoemd terwijl het veroorzaken van problemen voor anderen parapakara genoemd wordt. Devotionele dienstbaarheid aan de Heer wordt gezien als het hoogste welzijnswerk omdat Krishna de allerhoogste bestuurder is van iemand zijn blijdschap of verdriet. Omdat een toegewijde altijd zuiver blijft en bezig is met werkzaamheden van die van een missionaris, is iedereen zijn vriend.

11. Santa- toegewijden zijn altijd vreedzaam en tevreden.

Zij beheersen de geest. Zij die proberen de schepping van de Heer te exploiteren, zijn altijd verstoord. Een toegewijde is altijd onthecht van zulke activiteiten en weten dat zinsgenot tegengesteld is aan zijn eigen belang. Altijd bezig zijnde volgens de wens van de Heer, zorgt dat hij vreedzaam is en blijft.

12. Krsna-eka-sarana- toegewijden zijn altijd alleen overgegeven aan Krishna.

Volgens Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati is de kwaliteit, het volledig beschutting zoeken bij de lotusvoeten van de Heer, het meest belangrijk en de andere kwaliteiten zullen automatisch in een zuivere toegewijde verschijnen.

13. akama- toegewijden zijn altijd zonder verlangens.

Iemand die volledige bescherming zoekt bij Krishna en verrijkt is met perfecte kennis en gelukzaligheid en laat zich niet in de maling nemen door de verleidende verschijningen van de materiele wereld. Hij weet dat de enige genieter van de creatie God zelf is en dat de levende wezens de tweede genieters zijn die ongelimiteerd plezier ervaren door het plezier van de Heer.

14. Aniha- toegewijden staan altijd onbewogen tegenover materiele aanwinsten, zij zijn zachtmoedig en nederig.

Een toegewijde is vrij van wereldlijke activiteiten en handelt nooit in eigen belang maar handelt in het belang van de Heer. Zelfrealisatie betekent dat iemand onbewogen is voor de behoeften van het groffe en subtiele lichaam en serieus is ten aanzien van de eigen ik. Het levend wezen dient altijd onbewogen te zijn tegenover de acties en reacties van het lichaam. Het proces om deze onbewogenheid te bereiken is door het verrichten van devotionele dienst. Zij die volledig geabsorbeerd zijn in devotionele dienst, geven er niet om wat er allemaal om kan gaan in het materiele lichaam. Dit stadium wordt samadhi genoemd.

15. Sthira- toegewijden zijn altijd volledig gericht op en standvastig in devotionele dienst.

Het eerste symptoom is dat een zelfgerealisserd persoon niet in illusie wordt gebracht door valse indentificatie met het lichaam. Hij weet zeer goed dat hij niet dit lichaam is maar dat dit een fragmentaal deeltje is van de Heer. Daardoor geniet hij niet van zaken die hij bereikt en treurt hij niet wanneer hij iets verliest, dat wat te maken heeft met het lichaam. Deze vastberadenheid van geest wordt sthira-buddhi ofwel zelf-intelligentie genoemd. Deze kennis verheft hem tot het stadium van kennis van de wetenschap van de Absolute waarheid: Brahman, Paramatma en Bhagavan. Hij kent zijn constitutionele positie zeer goed zonder daarbij een te willen worden met de Allerhoogste Heer Sri Krishna.

16. Vijita-sat-guna- toegewijden houden altijd de zes slechte eigenschappen(lust, boosheid, et cetera) onder controle en heeft de sexuele activiteiten onder controle.

Door spirituele kennis is een toegewijde in staat om het voortschrijden van honger, dorst, geklaag, illusie, ouderdom en de dood te overwinnen.

17. Mita-bhuk- toegewijden eten alleen die hoeveelheid om het het lichaam en de geest in stand te houden, een gebalanceerd dieet.

Hij is dan ook niet verweven met zintuigelijke activiteiten en zorgt ervoor dat zijn ontwikkelde zelfrealisatie niet beschadigd wordt.

18. Apramatta- toegewijden zijn nooit dronken, zijn nooit gek door materiele indentificatie en dus gezond.

Iemand die apramatta is, een gezond en sober persoon(een dhira), weet zeer goed wat een mens zijn primaire plicht is. Dit is overgave aan de Allerhoogste Persoonlijkheid God. Een toegewijde blijft gezond door zijn activiteiten aan Krishna te offeren.

19. Amani- toegewijden zijn zonder prestatiedrang en zij eisen geen respect op voor zichzelf, ze zijn zonder trots.

Wanneer een toegewijde, ondanks alle kwaliteiten van zuivere realisatie, niet trots is op zijn positie, wordt iemand zonder trots genoemd. Zo'n twee honderd jaar geleden was er een groot landeigenaar van Calcutta, Lal Babu geheten. Hij werd een vaisnava en besloot te gaan wonen in Vrindavana om iedere dag van deur tot deur zijn dagelijkse kost bij elkaar te bedelen. Hij deed dit zelfs aan de deuren van zijn grootste materiele vijanden(ander grote landeigenaren en politici). Wanneer iemand bedelt, impliceert dit vaak ook te worden beledigd door de mensen die in deze huizen wonen. Dit is normaal maar dient getolereerd te worden. De toegewijde van Krishna dient iedere positie te accepteren in dienst van Heer Krishna.

20. mana-da-toegewijden zijn altijd respectvol jegens iedereen, welgemanierd.

Als je respect hebt voor Heer Krishna, heb je respect voor alles en iedereen. Dat is de kwalificatie van een toegewijde. Het is niet de vraag om de halfgoden niet te respecteren maar saranam saranyam. Beschutting zoekend bij de lotusvoeten van de Heer is het advies-mam ekam-niet iedereen. We kunnen respect hebben voor een mier maar de beeldgedaante die vereerd wordt, is Krishna of Vishnu, Vishnu-tattva.

21. Gambhira- toegewijden zijn altijd zeer ernstig.

Als een toegewijde zich onderdompelt in Krishna-bewustzijn, wordt zijn bewustzijn diepgaander en diepgaander.

22. Karuna- toegewijden zijn altijd vol compassie, symphatiek.

Handelend vanuit compassie, zonder persoonlijk ambitie. Een toegewijde probeert mensen gezond te maken en is daarom zeer genadevol. Hij is para-duhka-duhkhi, iemand die ongelukkig is om andermans lijden te zien.

23. Maitra- toegewijden zijn altijd zeer vriendelijk.

Zonder anderen in de maling te nemen en een echte vriend zijnde. Een toegewijde neemt een ander niet in de maling door deze persoon te bemoedigen in de lichamelijke visie op het leven maar in plaats daarvan is een toegewijde een vriend van een ieder door zijn predikwerk.

24. Kavi- toegewijden zijn altijd poetisch.

Zij zijn volledig geleerd. Een toegewijde is een expert in het bestuderen van de transcedentale kwaliteiten van Heer Krishna en is in staat de harmonie en de verenigbaarheid van de Heer zijn schijnbare tegenstellende kwaliteiten aan te tonen. Iemand die in staat is de waarheid van Krishna-bewustzijn te begrijpen, zonder verwarring of tegenstellingen, wordt kavi , de grootste geleerde, genoemd.

25. Daksa- toegewijden zijn altijd experts.

Een toegewijde dient altijd een expert te zijn, daksa. Een toegewijde dient een beetje van alles te weten en weet alles van een beetje. Een toegewijde mag dan alles weten van toegewijde dienst maar dat betekent niet dat een toegewijde hardvochtig moet zijn. Dit is daksa. Wanneer een toegewijde zich niet meer bezig houdt met materiele zaken, betkent dit nog niet dat hij niet weet hoe hiermee om te gaan. Ook al is een toegewijde niet meer geinteresseerd in materiele zaken, dan kan hij toch nog zijn expertise ten aanzien van materiele zaken inzetten ten behoeve van Heer Krishna. Een toegewijde is een expert in het laten begrijpen van Krishna-bewustzijn aan mensen.

26. Mauni- toegewijden zijn altijd stil daar waar onzin gesproken wordt.

Mauna betekent stil. Alleen wanneer iemand stil wordt, is hij in staat om zich volledig te richten op het spel en vermaak van Heer Krishna. Een toegewijde is stil zodat hij niet gestoord wordt door andere mensen. Een toegewijde is stil daar waar onzin gesproken wordt en gebruikt zijn spraak om het spel en vermaak van Heer Krihna te faciliteren. Een toegewijde kan chanten en horen over de Heer om zijn leven te perfectioneren. Mauna betekent niet dat je niet meer spreekt. Stilte betekent namelijk dat een toegewijde geen onzin spreekt. Leg een eed af dat je over niets anders praat dan over Heer Krishna. Dat is ware stilte.